De zachte ruis verraadt een harde stroom
Gelijk de liefde tussen ons getweeën
Soms hoor ik ruis, of heb ik waanideeën
Maar daarin toont zich juist ook onze droom
De liefde eist haar barenstol, als weeën
De harmonie wordt anders monotoon
En zelfs het niets is zeker niet gewoon
Die stille fasen zijn als orchideeën
Bij storm blijf ik me richten op mijn baken
Achter golven hoor ik de sirene
Die me helpt op rustig land te raken
Toch is er naderhand wel wat verdwenen
Wat stroomt kan hele diepe kloven maken
Maar kleurrijke natuurpracht is verschenen